Potosí, de belangrijkste Amerikaanse stad!
Waarom was Potosí zo belangrijk
Historisch gezien was de Boliviaanse stad Potosí zonder twijfel de meest belangrijke stad van Zuid-Amerika. Maar nu is de stad bijna helemaal in de vergetenheid geraakt. Het enige dat de rest van de wereld nog aan deze bijzondere stad herinnerd is het Spaanse gezegde: “Vale un Potosí!”.
Met dit artikel leg ik jullie graag uit waar dit gezegde vandaan komt en waarom Potosí en haar zilvermijn zo belangrijk waren voor de geschiedenis van Zuid-Amerika, Europa en misschien zelf de rest van de wereld.
Geschiedenis van Potosí
Wat is nu de provincie van Potosí genoemd word, werd voor de Spaanse Kolonisatie vooral bewoond door verschillende etnische groepen, waaronder de Charcas, Chullpas en Aymara. Deze etnische groepen leefden vooral van landbouw en de verkoop van keramiek en zilverwaren.
In uitbreiding van hun Koninkrijk Tawantisuyo (Koninkrijk van de 4 windstreken) trok de Quechua bevolking (beter bekend als de Inka’s) rond het jaar1460 de hooglanden van het huidige Bolivia binnen.
De Quechua bevolking, onder leiding van de Inka machthebbers, was goed georganiseerd en altijd opzoek naar uitbreiding van hun rijk. Door hun ervaringen in het intergreren met en regeren van andere culturen, was het voor de Inka’s niet moeilijk om de relatief kleine lokale etnische groepen in Bolivia aan hun wetten te onderwerpen.
De Inka’s verplichtte de lokale bevolking om nu voor hen de zilvermijnen van Porco te ontginnen. Deze wet van “je moet voor ons werken in ruil voor je eten en je leven”, werd door de Inka’s “Mita” genoemd en is eigenlijk niets anders dan slavenarbeid.
Volgens lokale legenden wilden de Inka’s ook een mijn openen in de Súmaj Orco, wat “mooie berg” in het Quechua betekend. Maar toen zij begonnen te graven hoorden ze en onverwacht geluid dat klonk als een luide zware stem. Volgens zeggen verbood deze stem de Inka’s om verder te graven, omdat de mineralen in deze berg aan anderen toebehoren.
Bijgelovig als de Inka’s waren, stopte zij hun werkzaamheden op Súmaj Orco en richten zij hun aandacht weer op de mijnen van Porco.
Ondanks dat de Inka’s hun best deden om de vloek van de Súmac Orco berg te voorkomen, konden ze toch niet lang van hun nieuwe land en rust genieten.
In 1532 slaagde de Spaanse Generaal Francisco Pizzaro er met een list in om in Cajamarca de Inka krijgsheer Atahualpa gevangen te nemen.
Op de hoogte van de Inka rijkdommen eiste Pizzaro van de Inka’s dat zij één kamer met goud en twee kamers met zilver moesten vullen voor de vrijlating van hun leider!
Francisco Pizzaro had echter geen intentie om Atahualpa ook echt vrij te laten en zonder hun leider was de Inka strijdmacht weinig competitie voor de Spaanse legers…
Een paar jaar later, in 1539 bereikte de jongere broer van Francisco, Gonzalo Pizarro het Andes gebied dat nu de provincie van Potosí genoemd word. Hier stuitte hij op de zilvermijnen van Porco. Ook hoorde Gonzalo geruchten over de rijke berg Súmaj Orco. Hij bezocht de berg, maar vond geen mijnen en was te ongeduldig om zelf naar zilver te zoeken, dus ging hij terug naar Porco.
Over hoe de Spanjaarden uiteindelijk toch het zilver van Potosí gevonden hebben, bestaan verschillende legenden…
De twee meest bekende legenden gaan allebij over de boer/ lama herder Diego Huallpa die met zijn lama’s op pad was toen hij overvallen werd door een zware regenbui. Hij schuilde in een grot en maakte een vuurtje om zich warm te houden. De hitte van het vuur smolt de toplaag van de grond en legde een zilverader bloot!
Diego vertelde zijn vriend Chalco over zijn bijzondere vonst en samen besloten ze om in het geheim het zilver te ontginnen. Chalco bedacht echter dat hij veel sneller rijk zou worden zonder hard werk, als hij de Spanjaarden over de zilvermijn zou vertellen.
Niemand lijkt te (willen) herinneren of het verraad van Chalco hem daadwerkelijk rijk gemaakt heeft, maar feit is dat Juan Villarroel in april 1545 de eerste Spanjaard was die begon met de ontginning van zilver uit de Súmaj Orco Berg.
Onder de indruk van de grote hoeveelheden zilver in de Súmaj Orco, ontving de berg al snel haar nieuwe Spaanse naam “Cerro Rico”, wat Rijke Berg betekend.
Hoe de stad Potosí aan haar naam komt is echter niet helemaal duidelijk. Verschillende theorieën verwijzen naar het geluid dat de Inka’s hoorden toen zij begonnen met het ontginnen van zilver. Volgens deze theorieën is het Quechua woord voor Explosie “potocsi”, maar sinds de Quechua geen schrift hadden, is dit moeilijk te bewijzen…
Volgens een andere theorie is Potosí een verbastering van de volgende twee woorden: “putukh” en “putuha”. In de inheemse taal Ayamara betekenen deze twee woorden zoiets als: “herrie maken” en “kapot maken”, wat dan direct naar het mijnwerken/ kapot maken van de berg kan verwijzen…
Beide theorieën over de oorsprong zijn dus moeilijk te bewijzen, maar de naam Potosí zelf werd al snel een Synoniem voor “rijkdom”.
Zelfs vandaag de dag gebruikt men in het Spaans nog steeds het spreekwoord: “Vale un Potosí” om iets waardevols aan te duiden.
Het nieuws over Potosí en Cerro Rico, de berg rijk aan mineralen, verspreidde zich snel als een lopend vuurtje en veroorzaakte een kettingreactie van gebeurtenissen die voorgoed de geschiedenis van Zuid-America en Europa zouden veranderen…
Velen avonturiers en gelukszoekers van verschillende nationaliteiten en sociale klassen maakte de lange en zware reis door het ruige Andesgebergte, aangetrokken door de verhalen over ongelovelijke rijkdommen van Potosí en Cerro Rico.
Zware levensomstandigheden in Potosí
De eerste pioniers waren meer geïnteresseerd in het ontginnen van zilver dan in het opzetten van een stad. Met de bedoeling om zo snel mogelijk rijk te worden, vestigden de eerste kolonisten zich in de hutten van de inheemse bewoners.
Deze raakten echter al snel vol en nieuwe kolonisten moesten voor hun eigen onderkomens zorgen. Met het idee om in een korte tijd rijk te worden en weer te vertrekken, maakte niemand zich echt zorgen over bouwstijlen en logistiek. Nieuwe huizen werden gewoon kriskras door elkaar gebouwd, zonder (straten)plan voor de toekomst.
De bewoners van Potosí leefden jarenlang in chaos tot Francisco Toledo, de onderkoning van Peru, besloot om orde op zaken te stellen. In 1572 verklaarde hij officieel de oprichting van de stad Villa Imperial de Potosí en na dit besluit begon hij aan de zware taak om orde op zaken in de stad te brengen.
Ondanks dat 30 jaar of ongeorganiseerd bouwen het voor Toledo onmogelijk maakte om in Potosí het traditionele rechthoekige Spaanse stratenplan te volgen, heeft hij toch een indrukwekkende prestatie geleverd.
Tot zijn meest indrukwekkende verdiensten behoren o.a. de aanleg van een uitgebreid water netwerk waarmee hij Potosí van schoon water wist te voorzien. Met behulp van kanalen, dijken en 32 reusachtige handgegraven meren, wist Toledo handig gebruik te maken van de natuurlijke waterbronnen in het Qari-Qari berggebied. In combinatie met dit water netwerk werden meer dan 100 molens met verschillende functies gebruikt! Een deel van deze molens dienden om het water naar elk deel van de stad en mijn te kunnen dirigeren, terwijl andere moles werden ingezet om de moeras achtige grond rond de stad droog te kunnen leggen. Ook waren er molens nodig om te helpen met het vermalen van stenen en verwijderen van zilver. Voor dit laatste proces, het scheiden van steen en zilver, introduceerde Toledo ook voor het eerst de toepassing van het giftige kwikzilver…
Naast de architectonische en hydrologische prestaties staat Toledo ook bekend voor zijn herinvoering van het “Mita Syteem” uit het Inka tijdperk. Mitayos is een ander woord voor de inheemse slaven die verplicht werden om onder erbarmelijke omstandigheden in de mijnen te werken…
De zilverkoorts van Potosí en Cerro Rico!
Begin zeventiende eeuw bereikte het inwoner aantal van Potosí maar liefsts 160.000 en behoorde de stad samen met o.a. Londen, New York en Parijs tot de grootste steden ter wereld! Het was ook één van de eerste kapitalistische steden en bevolking bestond uit een bonte mix van o.a. avonturiers, militairen, vluchtelingen, edelen, broeders en priesters, gokkers, zwaardvechters, artiesten, mijnwerkers, handelaren en vrouwen van lichte zeden… Wie zich niet direct bezig hield met het zoeken naar zilver probeerde op welke andere manier dan ook zijn/ haar fortuin te maken, bijvoorbeeld door de verkoop van voedsel, goederen en/of services aan diegenen die met zilver konden betalen…
In een grote rijke Spaanse stad vol sin konden kerken natuurlijk niet ontbreken.
De eertse twee kerken die gebouwd werden waren de La Anunciación en Santa Bárbara, snel gevolgd door andere kerken, totdat Potosí uiteindelijk over maar liefst 36 prachtig versierde kerken en tempels beschikte!
Het is interessant om op te merken hoe de verschillende sociale klassen in de stad zich ook vertegenwoordigden in verschillende kerken voor bijvoorbeeld de inheemse bevolking, Spanjaarden uit Spanje en Creoles (Spanjaarden geboren in Zuid-Amerika).
Veel van deze kerken staan nog steeds en hun uitbundig versierde gevels samen met indrukwekkende kloosters, seminaries, reusachtige villa’s, casinos en nachtclubs behoren tot de stille getuigen van een eens welvarende stad.
Het meest indrukwekkende gebouw is echter de Spaanse munt, genaamd “Casa de la Moneda”. De eerste Spaanse munt werd in 1572 gebouwd in opdracht van Francisco Toledo en ontworpen door Salvador de Vila, die ook de munts in Lima en Mexico ontworpen had.
In deze periode waren dit de enige drie munts in heel het Amerikaanse continent.
Het doel van deze munts was om het grove onzuivere zilver ter plaatse te kunnen verwerken tot zuivere broodjes en munten van zilver, welke veel eenvoudiger naar Spanje vervoerd konden worden. In Spanje werden deze zilveren broodjes en munten dan voorzien van een koninklijk zegel.
Jaren later, in 1751 werd duidelijk dat de mijn in Cerro Rico zoveel zilver bevatte dat de originele munt te klein werd. De Spaanse koning gaf toen opdracht om het geïnde belasting geld te gebruiken om een nieuwe, grotere munt te bouwen.
Deze nieuwe munt werd ontworpen door en gebouwd onder toezicht van de architecten José de Rivero en Tomás Camberos. Het duurde 22 jaar om deze nieuwe Casa de La Moneda in Mestizo en Baroque stijl te bouwen. Het reusachtige gebouw heeft dan ook 200 kamers en beslaat maar liefts 15000 vierkante meter!
De nieuwe Casa de la Moneda werd voor bijna 200 jaar als Spaanse munt gebruikt, totdat de munt in 1953 uit dienst genomen werd en het gebouw als museum werd ingericht.
Ook nu (2018) is Casa de la Moneda nog steeds een heel interessant museum om te bezoeken.
Ondanks dat de reis van Potosí naar Spanje lang en gevaarlijk was en onderweg vooral Engelse en Nederlandse piraten op de loer lagen om de Spaanse Zilver Galjoenen te overvallen, breikte het grootste deel van het zilver toch het vasteland van Spanje.
Met het waardevolle zilver als relatief eenvoudig betaalmiddel, werd het voor Spanje eenvoudiger om internationaal in slaven, stoffen, kruiden en andere goederen te handelen. Het zilver van Potosí versterkte de Spaanse economie en de handel bereikte zelf China!
Ook hielp de opbrengs van het zilver met het financieren van de oorlogen tegen Engeland, Nederland, Frankrijk en de Ottomanen.
Het zilver uit Potosí in combinatie met andere rijkdommen uit Amerika, maakte het Spaanse Koninkrijk het meest invloedrijke Koninkrijk van het westelijk halfrond.
Naar het schijnt verklaarde de Spaanse Koning Philip IV het volgende: “In zilver ligt de veiligheid en kracht van mijn Koninkrijk”.
Ik denk dat we gerust kunnen zeggen dat het zilver uit Cerro Rico op dat moment de wereld voorgoed veranderd heeft…
Helaas bracht het zilver van Potosí niet alleen rijkdom en voorspoed, maar ook pijn en ellende. Misschien bracht de vonst van zilver uiteindelijk zelfs wel meer verdriet dan geluk…
De slaven van Potosí
De slaven die volgens het Mita systeem van Toledo in de mijnen van Cerro Rico werkten, moesten per dag maar liefst 25 zakken van 45 kg zilvererts uit de mijnen dragen! Deze toch al zeer zware taak werd daarnaast ook nog eens bemoeilijked door de grote verschillen in temperatuur en luchtvochtigheid en de velen minuscule stofdeeltjes in de mijngangen.
Naast rugproblemen kregen de meeste mijnwerkers dan ook al snel luchtweginfecties en longontstekingen, regelmatig tot de dood erop volgde…
Eén van de mijnwerkers bazen schreef het volgende in een aantekening: “Als op maandag 20 gezonde inheemsen de mijnen in gestuurd werden, dan kwam op zaterdag misschien de helft er kreupel weer uit”.
Onder de inheemse bevolking werd Cerro Rico dan ook al snel “de Berg dat eets mensen” genoemd.
De korte levensduur van de lokale inheemse slaven ‘dwong’ de Spanjaarden om hun ‘arbeiders’ steeds verder te zoeken en veroorzaakte al snel een demografische ineenstorting in het Andesgebied van voormalig Alto Perú.
Toen het steeds moeilijker begon te worden om slaven in Zuid-Amerika te vinden, besloten de Spanjaarden om uiteindelijk slaven uit Africa over te varen.
Naar schatting hebben de Spanjaarden uiteindelijk meer dan 30.000 Afrikaanse slaven de mijnen ingestuurd, waarvan de meeste het niet overleefd hebben…
Terwijl het ontginnen van zilver het leven kostte van velen slaven, kwam de zilverkoorts en handel in zilver met haar eigen ellende en zelfs sterfgevallen…
De neergang van Potosí
De oogschijnlijk onbeperkte zilvervoorraad voedde een onhoudbaar bestedingspatroon van de Spaanse edelen.
Tijdens de processie van Corpus Christi in 1658 maakte de royals het zelfs zo bond dat ze de straatkeien langs de route in het centrum van de stad tijdelijk vervingen voor zilveren broodjes. Deze openlijke vertoning van rijkdom veroorzaakte legendes over een stad in Amerika waar de bewoners als koningen leefden en zo rijk waren dat ze de straten met zilver konden beslaan!
Deze geruchten werkten als een magneet op allerlei type gelukszoekers, nog niet wetende dat de geruchten overdreven waren en de levensomstandigheden in Potosí zwaar zijn. Niet alleen ligt de stad in een koud en ruig gebied waar bijna niets groeid, ook ligt de stad op een hoogte van 4060 m waar minder zuurstof in de lucht is. Zeker voor de Spaanjaarden die uit een vruchtbaar Mediterraans klimaat op zeeniveau komen is het niet eenvoudig om op deze hoogte te overleven, laat staan om zware arbeid te verrichten… Pas in 1584, bijna 40 jaar nadat de eerste Spanjaarden zich in Potosí vestigden, werd het eerste gezonde Spaanse jongetje geboren.
Ondanks dat de natuurlijke omstandigheden het zwaar maakte om in Potosí te overleven, bleek hebzucht zelfs nog dodelijker. Tijdens de hoogtijdagen van Potosí werd de stad constand geplaagd door dodelijke geschillen, schermutselingen en zelfs burgeroorlogen tussen de gevestigde bewoneres, nieuwkomers, creoles en de heersende dominante Baskische klasse. Naar schatting hebben alleen al deze geweldadigheden onderling over de jaren heen duizenden levens gekost.
Een andere zware tegenslag vond plaats in 1628.
Om de risico’s van diefstal van het zilver te beperken, organiseerde de Spanjaarden elk jaar op een geheime datum een grote vloot van zwaar bewaakte schepen om het meeste goud en zilver uit Amerika naar Spanje te vervoeren. In 1628 was de Nederlandse admiraal Piet Hein de eerste en laatste kapitein die succesvol een groot deel van deze beroemde Zilvervloot wist te overvallen. Het zilver en andere rijkdommen uit deze belangrijke overwinning hielp de Nederlanders in hun gevecht tegen de Spaanse onderdrukking.
Tegen het einde van de 17e eeuw zorgde de aanvoer van grote hoeveelheden zilver uit Amerika voor een inflatie van de Spaanse Economie en deflatie van de waarde van het zilver op de internationale markt…
Deze economische problemen in Spanje in combinatie met burgeroorlogen en de constante zware levensomstandigheden, droegen allemaal bij aan de ondergang van Potosí.
Haar inwoners aantal daalde snel van 160.000 naar minder dan 60.000 en één van de bewoners schreef: “Alles is over. De stad lijdt onder verdrukking, angst en tranen. Dit is zonder twijfel de grootste ondergang ooit”.
Halverwege de 18e eeuw steeg de vraag naar zilver weer en herleefde Potosí een korte periode vol rijkdam, hebzucht en ellende…
Aan het einde van de 18e eeuw werd de korte zilverboom gevolgd door de industriële revolutie in Europa. Door deze industriële revolutie steeg de vraag naar tin en toevallig is tin, na zilver het tweede mineraal dat rijk aanwezig is in de Cerro Rico mijnen.
Lagere prijzen van het zilver en een grote vraag naar tin, zorgen ervoor dat de mijnwerkers van Potosí zich meer gingen richten op het ontginnen van tin.
Het delven van tin voorzag de stad van een stabiele inkomstenbron met minder hebzucht en langzaam begon Potosí weer te groeien.
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog was er voor Bolivia helaas weinig markt over in Europa en profiteerde de V.S. van de situatie door grote hoeveelheden van het tin in Potosí tegen extreem lage prijzen op te kopen
Tot vandaag de dag heeft de economie van Bolivia zich nog niet helemaal van deze tegenslag kunnen herstellen en behoord het land economisch gezien tot de armste landen van Amerika.
Maar met een bodem vol rijke mineralen en een oneindige vraag naar mineralen op de wereldmarkt, is de kans zeker aanwezig dat de “Bedelaar Bolivia” op een dag weer een belangrijke welvarend land wordt.
De huidige rijkdom van Potosí
Economisch gezien is Potosí op dit moment nog een arme stad, maar cultureel gezien beschikt de stad nog steeds over grote rijkdommen.
Potosí heeft een groot deel van haar koloniale architectuur weten te behouden, inclusief haar smalle straten met keiën, rijk versierde kerken, weelderige tempels, museums met unieke collecties en natuurlijk de laatste indrukwekkende Spaanse Munt. In Casa de la Moneda kun je o.a. nog steeds de oude machines bewonderen waarmee de Spanjaarden hun eerste Amerikaanse munten sloegen.
Ook is het mogelijk om onder begeleiding van een gids een bezoek te brengen aan de mijnen van Cerro Rico. In deze mijnen wordt nog steeds dagelijks onder erbarmelijke omstandigheden tin, zink en zelfs zilver gedolven. De belangrijkste verschillen met het verleden zijn dat de gedolven hoeveelheden mineralen kleiner zijn en de mijnwerkers er nu vrijwillig voor kiezen om in de mijnen te werken.
Ondanks dat het geen grote inkomstenbron is, zorgen toeristen die de stad Potosí en haar mijnen bezoeken nu voor extra steun aan haar economie en huidige bewoners.
Op 7 december 1987 verklaarde UNESCO de stad Potosí tot cultureel erfgoed van de mensheid.
Voor iedereen die naar Bolivia reist is een bezoek aan Potosí, de belangrijkste stad van de Amerikaanse geschiedenis dan ook een cultureel en historisch gezien hoogtepunt.
Enkele bronnen voor dit artikel:
https://en.wikipedia.org/wiki/Potos%C3%AD